Het verouderde ‘nieuwe leren’
Niet langer coach zijn van onderzoekende leerlingen, maar eerst uitleggen waar die aan beginnen. Samen oefenen. Soms door een bal te gooien naar de leerling die de uitkomst van een som moet geven, soms door onverwacht vragen te stellen of samen de lesstof te herhalen.
Kennisvakken integreren in taal, zodat leerlingen niet alleen de letters, maar ook de inhoud van teksten begrijpen. Dat zijn ontwikkelingen in de goede richting. Na aanvankelijke aarzeling werd de telefoon uit de klas verbannen. Leerlingen bleken toch niet zelfstandig genoeg om het apparaat te laten liggen voor berichtenverkeer, games en digitale pesterijen. Toen de maatregel eenmaal was ingevoerd, verdween de weerstand: wat een verbetering.
Hier en daar verschijnen de woorden ‘basisvaardigheden’, ‘rekenen’ en ‘taal’ in verkiezingsprogramma’s. Aan de beperkte politieke aandacht voor onderwijs is te merken dat Nederland vergrijst. Elders gaan de veranderingen harder dan in Nederland. Ierland, Engeland, Zweden en sommige Amerikaanse deelstaten hebben de achteruitgang van hun onderwijs systematisch aangepakt. Nu doen ze het beter dan Nederland, dankzij een grotere nadruk op kennisoverdracht. Ze herstelden de status van de leraar als regisseur van het onderwijs.
Vroeger stond het Nederlandse onderwijs internationaal hoog aangeschreven. Nederlandse leerlingen scoorden goed in internationaal vergelijkende tests. Sinds de jaren 90 werden hervormingen doorgevoerd die het initiatief meer aan de leerling lieten: het ‘nieuwe leren’. Taal en lezen gingen achteruit, vooral bij vmbo-leerlingen. De Nederlandse rekenprestaties zijn iets beter, maar ook daar is sprake van een daling. Niet iedere leerling is geschikt voor onderzoekend leren.
De VS worstelen al anderhalve eeuw met wat ze daar ‘child centered’ leren noemen, oftewel leren door eigen onderzoek. Dat ‘nieuwe leren’ komt voort uit de progressieve beweging van eind negentiende eeuw en bouwt voort op de erfenis van Rousseau. Later werd het ook elders ingevoerd, eerst in de Angelsaksische landen, daarna in landen als Frankrijk en Zweden. En meteen daalden daar de resultaten van basisvaardigheden als taal en rekenen.
Onderzoekend leren vergroot sociale ongelijkheid. Kinderen van rijke of ontwikkelde ouders horen thuis of op de bijles al wat er van hen wordt verwacht. Een grondige hervorming in 1988 maakte in Frankrijk het verschil tussen rijk en arm in het onderwijs groter. In internationaal vergelijkende tests eindigde het voorheen toonaangevende Frankrijk achteraan. ‘De leerling de regie in het eigen onderwijs geven’ is een tegenspraak. Kinderen kunnen ook de regie over hun eigen opvoeding krijgen, maar dan is er eigenlijk geen regie. Leerlingen hebben die wel graag. ‘Wanneer krijgen we weer gewoon les?’, verzuchten ze na het zoveelste experiment.
De onderwijswereld is nu hortend en stotend op de weg terug naar kennisoverdracht en oefenen. Alleen al om het vak aantrekkelijker te maken, stelt de Nederlandse overheid de leraar weer centraal. Er zijn gelukkig talloze methoden van oefenen, herhalen, spelen met feiten en methoden. Maar er ligt ook nog een slagveld aan mislukte experimenten. Het is zaak dat de Inspectie daar op tijd ingrijpt, zodat zo min mogelijk leerlingen er slachtoffer van worden.
