Als scholen falen, wie redt onze kinderen?

Ton van Haperen is ruim dertig jaar leraar economie aan het Rythovius College in Eersel. Daarnaast leidt hij leraren op aan de lerarenopleiding van de Universiteit Leiden en is hij voorzitter van Stichting Meer Leren op School.

Als scholen falen, wie redt onze kinderen?

Veel leerlingen in Nederland halen de rekendoelen niet en ouders springen bij. Maar wat gebeurt er met kinderen die deze hulp niet krijgen? En waarom neemt de overheid haar verantwoordelijkheid niet in deze negatieve ontwikkeling?

Met de basisvaardigheden van onze kinderen gaat het aantoonbaar niet goed. Leerlingen leren simpelweg niet genoeg op school, daardoor neemt het belang van thuisleren toe. Volgens de OESO lezen vijftienjarigen alleen in Griekenland slechter dan hier. Ook het rekenen gaat achteruit.

Een voorbeeld. Ik haalde jaren terug met enige regelmaat de dochter van mijn vrouw op van de basisschool. Bij binnenkomst viel me op dat het in de klaslokalen rumoerig was. Kinderen zaten aan tafels met elkaar te praten en de leerkracht liep rond. De sfeer oogde ontspannen. Hard werken was niet nodig. Kennisoverdracht ging kennelijk vanzelf. Toch niet helemaal, want in groep zeven werd mij verteld: ‘de dochter van je vrouw kan niet rekenen. Dat wordt de basisberoepsgerichte leerweg van het vmbo’. Nu is er niks mis met die leerweg, maar in de auto naar huis heb ik haar toch het een en ander gevraagd. Al snel bleek dat ze best kon rekenen, maar dat er niet was geautomatiseerd. Ze beschikte over een veelheid aan oplossingsstrategieën die ik eerlijk gezegd niet altijd begreep. En dus zei ik tegen mijn vrouw: ‘hier moet je iets mee, want op school gaan ze het niet doen’.

Met als gevolg dat we een paar maanden elke zaterdag naar Utrecht reden, naar het Nederlands Mathematisch Instituut. Even later werd op school gesproken van een doorbraak na het gestegen rekenniveau in korte tijd. ‘Reken maar’, dacht ik. ‘En niet dankzij jou.’ De dochter van mijn vrouw ging naar de mavo, haalde haar diploma op haar gemak, met een ruime zeven voor het centraal examen wiskunde.

Zo’n situatie kan gebeuren, het kost ons wat extra tijd en geld, een particuliere instelling verdient eraan en het kind is geholpen. De wereld is nu eenmaal niet perfect en je moet ook zelf je problemen oplossen. Anderzijds, niet iedereen beschikt over dezelfde middelen en dat slaat een kloof in het onderwijs. En die kloof schaadt ons allemaal. Het geeft kinderen onnodig een gevoel van falen. De daaruit voortkomende frustratie belemmert de ontwikkeling van het kind in zijn of haar mogelijkheden. Uiteindelijk heeft het zelfs een negatief effect op de verdiencapaciteit van het land. Het welvaartsverlies door slecht onderwijs is enorm.

Ruim de helft van de basisscholen haalt de afgesproken rekendoelen niet. Dit falen wordt door een deel van de ouders opgelost door effectief rekenonderwijs particulier in te kopen. Maar als die particuliere methode werkt, waarom werken dan niet alle scholen ermee? Het antwoord is het grondwetsartikel 23. De vrijheid van onderwijs geeft scholen de ruimte om zelf te kiezen welke aanpak bij hen past. Maar is het ook niet zo dat het aan de politiek is de werkende oplossing op te leggen als scholen zelf hun problemen niet oplossen? Onderwijs als aanhoudende zorg van de minister. Dat staat namelijk ook in de grondwet.


Ton van Haperen is voorzitter van Stichting Meer Leren op School, een stichting die als doel heeft het tij te keren en ervoor te zorgen dat het onderwijs in Nederland weer toonaangevend wordt.