Nederlandse kerndoelen, last noch gemak
Wat moeten leerlingen leren op de basisschool? Het lijkt zo’n voor de hand liggende vraag. Maar veel Nederlanders staan versteld als ze erachter komen dat het antwoord op die vraag allerminst duidelijk is.
Deze zomer was ik op de camping mijn dochters aan het zoeken, toen ik in de speelkamer een arcadekast zag staan. Twee jongetjes stonden fanatiek aan joysticks te rukken en op knoppen te rammen. Op het scherm – ik herkende het meteen uit mijn eigen jeugd! – het vechtspel Street Fighter II (1991). Ryu versus Vega. Deze klassieker wordt dus nog steeds gespeeld, dacht ik. Gaaf!
Maar toen zag ik het. De besturing van de jongetjes kwam niet overeen met het spektakel op het scherm. Het was een demo! De jonge gamers stonden naar een filmpje te kijken, met het idee dat ze de strijd van hun leven leverden.
Het deed me, beroepsgedeformeerd als ik ben, denken aan het onderwijs. En meer specifiek aan de kerndoelen. Al jaren zijn allerlei politici en beleidsmakers er druk mee: ze moeten vernieuwd worden, ‘want’ ze stammen uit 2006. Eerst kwam de lancering van Onderwijs2032, daarna Curriculum.nu. Toen beide initiatieven jammerlijk faalden, ging men maar verder zonder titel. Nu de kerndoelen eindelijk vernieuwd zijn, wordt de hoop uitgesproken dat dit een impuls zal geven aan de onderwijskwaliteit of aan het ‘anders en breder toetsen’. Maar de realiteit is dat de nieuwe kerndoelen nauwelijks invloed hebben.
De kerndoelen, de toetsen en de onderwijspraktijk – het zijn tandwielen waarvan de tanden elkaar niet raken. Sterker nog, het tandwiel van de kerndoelen heeft niet eens tanden. De nieuwe kerndoelen zijn, net zoals de oude overigens, veel te vaag en vrijblijvend. Neem Kerndoel 2: De leerling begrijpt teksten. Doelzin A: De leerling toont begrip van zakelijke en literaire teksten. Het gaat hierbij om:
• inzetten en uitbreiden van woordenschat, kennis over taal en kennis van de wereld;
• inzetten en uitbreiden van kennis over de vorm van teksten: tekstsoorten, tekststructuren, literaire genres, verteltechnieken.
Ga zo nog maar even door. Met alle respect voor de mensen die zich hier al die jaren – vast met de beste bedoelingen – voor hebben ingespannen: wat heeft een leraar hier in hemelsnaam aan? Het is hooguit richtinggevend. Waar moeten we heen, hopman? ‘Naar Europa.’ Logisch dat toetsmakers, die afhankelijk zijn van eenduidige criteria, er ook niets mee kunnen.
Ik ben in het proces weleens gevraagd om feedback te geven. Ik stelde ter verbetering een formulering voor als: ‘De leerling kan van veelvoorkomende tekstsoorten de functie, kenmerken en structuur benoemen en herkennen. Hierbij gaat het in elk geval om de tekstsoorten: verhaal, verslag, betoog, procedure, oproep, enzovoorts.’ Ik heb er nooit een reactie op gehad. Lekker op die knoppen blijven rammen hoor, maar zo heeft het totaal geen zin.