Op twee paarden wedden
Kerndoelen en OP0 focussen op aanbod, referentieniveaus blijven de meetlat
Het zijn de referentieniveaus die bepalen of scholen hun onderwijsambities waarmaken. Inzetten op zowel referentieniveaus als kerndoelen, dus beheersing én ook nog eens aanbod, is misschien leuk voor onderwijsdiscussies, maar in de praktijk een slecht idee.
In april 2025 verschenen de definitieve concept-kerndoelen Nederlandsen [1] rekenen-wiskunde, die waarschijnlijk vanaf augustus 2026 wettelijk verplicht zijn. Dit schooljaar kunnen scholen er al vrijwillig mee starten. Daarnaast hanteert de Onderwijsinspectie sinds 1 augustus 2025 de nieuwe ‘standaard Basisvaardigheden’ (Onderwijspositie 0, afgekort: OP0). Maar ondertussen blijven de referentieniveaus de meetlat voor leerprestaties en schoolkwaliteit. En juist daar schort het aan.
Wedden op twee paarden: aanbod en beheersing
Het Nederlandse onderwijsbeleid zet in op twee sporen: het aanbod moet op orde zijn (kerndoelen en OP0) en de leerlingen moeten de referentieniveaus beheersen. In de Wet op het Primair Onderwijs zijn deze twee soorten doelen ook vastgelegd (WPO, art. 9 lid 11). De kerndoelen beschrijven het aanbod dat scholen moeten verzorgen, en de referentieniveaus geven aan welke beheersing leerlingen moeten hebben. Beide soorten doelen bestaan naast elkaar. Maar alleen de referentieniveaus zijn rechtstreeks gekoppeld aan de doorstroom van leerlingen naar het voortgezet onderwijs. Zo hebben leerlingen die doorstromen naar vmbo-gl/tl, havo en vwo volgens de Expertgroep Doorlopende Leerlijnen voor alle basisvaardigheden het 2F/1S-niveau nodig om goed te kunnen starten.
Engeland heeft bewust gekozen voor één duidelijke koers: toetsbare doelen met beheersing als uitgangspunt. Die keuze werpt zijn vruchten af: de leerresultaten vertonen al enkele jaren een stijgende lijn en lijken die positieve trend vast te houden. Vlaanderen volgt inmiddels dat voorbeeld en bouwt aan een kennisrijk curriculum waarin beheersing van concrete, meetbare minimumdoelen centraal staat.
Het achterliggende idee is eenvoudig: wie inzet op beheersing, zoals bij de referentieniveaus, zorgt ook dat het aanbod op orde is. Leerlingen kunnen immers niet beheersen wat ze niet aangeboden krijgen.
Aanbodgericht: kerndoelen en OP0
De geschiedenis van de kerndoelen laat zien dat het Nederlands onderwijsveld al ruim 30 jaar worstelt met de balans tussen breedte en concreetheid. De eerste kerndoelen van 1993 waren omvangrijk en weinig concreet. In 1998 volgde een concretere versie, die leidde tot overladenheid. Het aantal doelen werd in 2006 sterk teruggebracht, waarna opnieuw de roep ontstond om meer houvast. Het is een vicieuze cirkel: eerst veel en vaag, vervolgens concreet en veel, daarna minder en abstract, en dan opnieuw meer en concreter (ik beschreef dat eerder als de ‘vicieuze cirkel van kerndoelen’ in Volgens Bartjens, 45(3)). Om dit te doorbreken adviseerde de Onderwijsraad in 1999 al de invoering van meetbare leerstandaarden in Zeker weten: Kwaliteit van onderwijs en leerresultaten. Het leidde in 2010 tot de wettelijke vastlegging van de referentieniveaus.
Ook OP0 beoordeelt het aanbod en zet de traditie van kerndoelen voort. Deze standaard Basisvaardigheden is sinds 1 augustus 2023 al onderdeel van het inspectiekader, maar krijgt dus sinds 1 augustus 2025 een formele beoordeling. De inspectie kijkt of een school een doelgericht en samenhangend curriculum voor de basisvaardigheden heeft, of keuzes zijn afgestemd op de leerlingenpopulatie en of deze keuzes zichtbaar zijn in de praktijk.
In de praktijk blijken kerndoelen soms abstract en moeilijk te vertalen naar concreet handelen in de klas. Een treffend voorbeeld is het nieuwe kerndoel waarin scholen de ‘wiskundige attitude’ van leerlingen moeten stimuleren. Hoewel dit kerndoel formeel is vastgesteld, loopt er nog wetenschappelijk onderzoek binnen de door SLO ingestelde leerstoel. Daar wordt onderzocht wat wiskundige attitude precies is, of en hoe je die kan onderwijzen, en met welk lesmateriaal dat het beste kan.
Uit de onderzoeksbeschrijving blijkt: ‘De nieuwe kerndoelen voor rekenen en wiskunde in het primair onderwijs beschrijven een nieuw schooldoel over het stimuleren van de wiskundige attitude bij leerlingen, dit terwijl er nog weinig bekend is over wat wiskundige attitude precies is en hoe dit gestimuleerd kan worden. Het doel van dit onderzoeksproject is het ontwikkelen en beproeven van voorbeeldmatig lesmateriaal dat de wiskundige attitude van leerlingen in het primair onderwijs bevordert.’
Kortom, scholen moeten aan de slag met een kerndoel waarvan de inhoud en uitvoerbaarheid nog onderwerp van wetenschappelijke studie zijn: omgekeerd evidence-informed handelen. Daarbij komt nog dat dit kerndoel geen directe relatie heeft met de referentieniveaus. Toch wordt van scholen verwacht dat zij er alvast mee aan de slag gaan. Zo lijken kerndoelen, bedoeld als richtinggevend voor scholen, op dit punt eerder een onderzoeksagenda dan een onderwijsdoel.
Beheersingsgericht: referentieniveaus 1F, 2F/1S
De referentieniveaus zijn beheersingsdoelen die beschrijven wat leerlingen daadwerkelijk moeten kunnen. Voor rekenen gaat het om het fundamentele niveau 1F en het streefniveau 1S. Deze niveaus zijn toetsbaar en bedoeld om een soepele overgang naar het voortgezet onderwijs te garanderen.
De achtergrond van deze ontwikkelingen is dat de leerresultaten in de basisvaardigheden onder druk staan. Zo is de nationale ambitie voor rekenen-wiskunde, waarbij minstens 65 procent van de leerlingen het 1S-niveau zou moeten beheersen, nog nooit behaald. In het Masterplan Basisvaardigheden geeft het ministerie van Onderwijs ook aan dat de lat omhoog moet. Aan het einde van de basisschool zou 75 procent van de leerlingen het 1S-niveau bij rekenen-wiskunde moeten beheersen en 75 procent het 2F-niveau bij lezen en taal. Aan het einde van schooljaar 2027/2028 moet deze aansluiting met het voortgezet onderwijs voor driekwart van de leerlingen op orde zijn.

Tweesporenbeleid leidt tot verwarring
Voor schoolleiders is het essentieel onderscheid te maken tussen wat dit schooljaar al geldt en wat nog volgt. De nieuwe kerndoelen voor Nederlands en rekenen-wiskunde zijn pas vanaf schooljaar 2026-2027 verplicht en worden dan geleidelijk ingevoerd. OP0 wordt al sinds 1 augustus 2025 beoordeeld en vraagt dus dit schooljaar om aandacht. Kerndoelen en OP0 beschrijven vooral het aanbod. Referentieniveaus leggen de lat voor de beheersing die leerlingen moeten halen. Het zijn deze referentieniveaus die bepalend zijn voor de onderwijskwaliteit en de kansen van leerlingen in het vervolgonderwijs.
Een tweesporenbeleid dat tegelijk stuurt op aanbod en beheersing kan tot verwarring leiden: scholen weten dan niet meer waarop zij worden beoordeeld. Juist daarom verdienen de referentieniveaus de prioriteit in de kwaliteitszorg. Voor scholen betekent dit dat zij zich kunnen voorbereiden op de invoering van nieuwe kerndoelen, maar hun kwaliteitszorg en professionalisering nog steeds primair moeten richten op het bereiken van de referentieniveaus. Het zijn uiteindelijk de referentieniveaus die bepalen of de leerling de doelen haalt, de school kwaliteit levert, en Nederland zijn ambitie waarmaakt.