Rekenniveau in Nederland: grote uitdaging voor het voortgezet onderwijs
Het rekenniveau in Nederland blijft achter en de kloof tussen basis- en voortgezet onderwijs groeit. Er wordt hard gewerkt om de rekenresultaten te verbeteren, maar veel initiatieven richten zich op het basisonderwijs.
Wat kan het voortgezet onderwijs doen om de gevolgen van rekenachterstanden aan te pakken? Dit artikel biedt een terugblik en geeft inzicht in de huidige situatie.
Rekenniveau basisschoolleerlingen blijft jaren achter
Al in 2007 werd in Nederland een plan opgezet om de basisvaardigheden van leerlingen in taal en rekenen te verbeteren. In de Kwaliteitsagenda primair onderwijs 'Scholen voor morgen' werd geconstateerd dat taal en rekenen cruciale basisvaardigheden zijn voor zowel het leren van andere vakken, als het functioneren in de maatschappij.
"Het rekendoel is tot op heden nog nooit gehaald, en er is een aanzienlijke inhaalslag nodig"
Uit verschillende onderzoeken, zoals die van de Inspectie van het Onderwijs en
de Onderwijsraad, bleek dat de prestaties op deze gebieden verbeterd moesten worden. Daarbij steeg de behoefte aan heldere leerstandaarden op elementaire basisvaardigheden als rekenen.
Doelen voor rekenvaardigheid en de kloof
Een belangrijke stap in het vervullen van deze behoefte is het vaststellen van heldere doelen voor lezen, taal en rekenen, wat leidde tot de introductie van de referentiedoelen. In 2008 werd gesteld dat het percentage leerlingen dat minimaal de referentiedoelen 1S/2F behaalt, moest toenemen van 50% naar 65%. Op dat moment stroomde namelijk 65% van de leerlingen door naar het vmbo-git
of havo/vwo, waar deze basiskennis en -vaardigheden nodig zijn. Leerlingen moeten dus op 1S/2F-niveau zitten, voordat zij starten in de brugklas. De lesboeken en het curriculum in het voortgezet onderwijs bouwen voort op deze kennis, om vervolgens nieuwe va-leerstof aan te leren. Voor leerlingen die naar vmbo-basis of kader gaan, is 1F-niveau vereist, voordat ze starten in het voortgezet onderwijs.
Referentiedoelen als duidelijke meetlat
Nu, twee basisschoolgeneraties later, zien we dat het referentiedoel voor begrijpend lezen met 74% is bereikt. Met taalresultaten blijven we met 64% net onder de norm. Rekenen blijft echter flink achter, want slechts 46% van de leerlingen haalt de referentiedoelen 1S/2F. Het rekendoel is tot op heden nog nooit gehaald, en daarom is er een aanzienlijke inhaalslag nodig.
Vooral rekenniveau blijft achter
In 2022 voldeed slechts 10% van de basisscholen aan het referentiedoel van minimaal 65% van de leerlingen op 1S/2Fniveau bij doorstroom naar voortgezet onderwijs. Dit betekent dat het merendeel van de leerlingen met onvoldoende rekenvaardigheden aan het voortgezet onderwijs begint, terwijl momenteel juist 75% van deze leerlingen naar het vmbo-g/t, havo of vwo gaat waar een stevig rekenfundament vereist is.
Problemen voor het voortgezet onderwijs
Aan het einde van groep 8 scoren veel Nederlandse leerlingen redelijk goed op taal- en leesvaardigheden. Door het kansrijke advies krijgen deze leerlingen vaak een hoger advies op basis van hun taalvaardigheden, terwijl hun rekenvaardigheden niet op het noodzakelijke niveau zijn. Dit laat hen in de brugklas starten met een 2-0 achterstand, aangezien alle vakken van een hoger niveau zijn; niet alleen de taalvakken.
Problemen in de praktijk
In de praktijk betekent dit voor docenten van exacte vakken dat de lessen vaak stroef verlopen, omdat ze steeds terug moeten naar de basis. Wanneer basisrekenvaardigheden ontbreken, hebben leerlingen moeite om nieuwe kennis op te doen bij exacte vakken. Wiskunde- en economiedocenten zijn genoodzaakt eerst rekenonderwijs te geven, voordat ze aan formules kunnen beginnen. Denk aan het uitleggen van percentages of het afronden van kommagetallen. Ook bij bètavakken als natuurkunde en scheikunde is eerst een basisrekenniveau nodig, voordat docenten zich kunnen richten op vakinhoudelijke onderwerpen zoals krachten, elektriciteit en chemische reacties. De extra tijd en energie die docenten hier in moeten steken, belemmert de voortgang van de klas als geheel en demotiveert leerlingen.
"Kansrijk adviseren is goed bedoeld, maar laat veel kinderen met een 2-0 achterstand starten aan de brugklas"
De grote gelijkmaker: aan de slag met brugklassers
De huidige situatie is duidelijk: het basisonderwijs is verantwoordelijk voor het aanleren van basisrekenvaardigheden, maar veel leerlingen starten met een achterstand in het voortgezet onderwijs. Dit heeft een domino-effect: docenten in het voortgezet onderwijs moeten veel tijd besteden aan
het bijspijkeren van basisrekenvaardigheden, waardoor er minder tijd overblijft voor verdieping in de lesstof. Vakken waarin rekenen centraal staat worden hierdoor steeds moeilijker, wat ten koste gaat van de motivatie en het zelfvertrouwen van de leerlingen.

"De meeste basisscholen halen de rekendoelen niet, op slechts 10% van de basisscholen haalt meer dan 65% van de leerlingen het 1S-streefniveau"
Samen investeren
De verantwoordelijkheid voor het verbeteren van het rekenniveau verschuift steeds meer naar het voortgezet onderwijs. Scholen moeten proactief werken aan de verbetering van basisrekenvaardigheden in de eerste jaren. Om het tij te keren, is een gezamenlijke inspanning nodig op verschillende gebieden. De rekenniveaus bij instroom dienen beter gemonitord te worden en daarnaast is een investering in kwalitatief sterk rekenonderwijs in de brugklas van groot belang. Door schoolbrede afspraken te maken over rekenprocedures en te zorgen voor een geïntegreerde aanpak tussen vakdocenten, kan de motivatie van zowel leerlingen als docenten worden hersteld. Zo kunnen we zowel in het basis- als voortgezet onderwijs bouwen aan een toekomst waarin elke leerling met een stevige rekenbasis zijn schoolcarrière doorloopt.